En dan is het moment aangekomen. Je gaat met je kind naar het diepe, zonder bandjes. Samen oefenen. Maar dan slaat de schrik je om het hart. Je ziet je kind worstelen om boven te blijven. Komt dat wel goed? Je verwacht min of meer dat hij onder water zal verdwijnen . Het liefst ga je weer naar het ondiepe of wil je je kind vastpakken. Je beheerst je, maar toch, voor je gevoel kan het zinken elk moment beginnen. Hoe zit dat eigenlijk met boven blijven? Met drijven en zinken?
Theorie
Drijven kun je zien als ‘je laten tillen door het water’. Het water heeft namelijk de unieke eigenschap dat er sprake is van opwaartse kracht. Het water duwt je als het ware omhoog. Wanneer die opwaartse kracht groter is dan de zwaartekracht, blijven we boven water. De opwaartse kracht wordt vooral bepaald door het volume van het lichaam dat in het water is. Het volume van het lichaam heeft ook invloed op de soortelijke massa (massa gedeeld door volume).
Drijven of zinken?
De soortelijke massa van water is 1. De soortelijke massa van de gemiddelde mens is 0,97. Dat betekent dat wanneer de mens in het water is, er altijd 3% van het gehele lichaam boven water blijft. De soortelijke massa wordt lager als we diep inademen. Dan is er dus een groter deel van ons dat boven water blijft. De soortelijke massa van mensen met een hoog vetpercetage is ook veel lager dan die van gespierde spijkers zonder vet. Daarom drijven iele, lange jongens minder gemakkelijk dan de meeste meisjes.
Wanneer je onder water wilt komen en vooral ook wilt blijven, is het handig om rustig uit te blazen. Jouw soortelijke massa wordt dan groter dan 1, waardoor het lichaam gaat zinken. Je kunt natuurlijk ook een loodgordel omdoen, dan wordt de soortelijke massa nog hoger en gaat het zinken een stuk sneller. Wanneer je boven water wilt blijven, helpt (diep) inademen enorm. Tijdens het uitademen zak je weer een beetje. Het is daarom handig om het ‘boven blijven’ te ondersteunen met (stuw)bewegingen van armen en benen die er voor zorgen dat je ‘omhoog’ komt. Dit wordt dan watertrappen genoemd.
Horizontaal liggen?
Watertrappen kost behoorlijk veel energie. Veel slimmer is het daarom om ‘op de rug’ te gaan drijven. Je profiteert dan optimaal van de opwaartse kracht. Er is wel een complicerende factor. Wanneer je op de rug gaat liggen, merk je dat je benen naar beneden zakken. En voor je er erg in hebt, hang je diagonaal of verticaal in het water. Dit heeft te maken met de koppeling tussen het opdrukpunt en het zwaartepunt. Aan beide kanten van deze punten is sprake van respectievelijk evenveel opwaartse- en zwaartekracht. Hoe verder die twee punten van elkaar liggen, hoe sneller je benen zullen zakken. Bij mannen gebeurt dit zakken veel sneller dan bij vrouwen.
Horizontaal blijven liggen
Wat kun je doen om het zakken van de benen tegen te gaan? Je kunt proberen je armen en je benen ’te verplaatsen’. Bijvoorbeeld door je handen boven je boven het hoofd te brengen. Of je benen te buigen. Het zwaartepunt zal dan verplaatsen. Je ligt heel stabiel wanneer je de armen en benen spreidt (als een sterretje liggen). Toch kunnen ook dan de benen nog zakken. Daarom is het handig om het zakken tegen te gaan door met je benen een beetje te stuwen (trappelen). Daardoor kom je weer horizontaal te liggen. Met je handen moet je dan wel een ’tegenbeweging’ maken, anders ga je vooruit/verplaatsen en ben je niet meer aan het drijven.
Wat kun je hier mee?
Drijven houdt dus in dat je op de plaats kunt blijven liggen. Tijdens het samen leren zwemmen kun je dit op allerlei manieren oefenen met je kind. Hier een paar tips:
- leer je kind ’te spelen’ met de ademhaling, ga drijven met een volle hap lucht, wissel dit af met uitblazen, kijk of je ‘dobbertje’ kunt spelen (net niet onder water verdwijnen door steeds een nieuwe hap lucht te nemen en dan weer uit te blazen)
- leer je kind om in dieper water vanuit verschillende situaties op de rug te draaien (in het water springen, na het baantje schoolslag zwemmen etc.)
- combineer het ‘op de rug draaien/liggen’ met ‘op je eigen manier verplaatsen’ naar de kant
- leer je kind ’te spelen’ met drijven, ga samen drijven en kijk bewust naar wat er gebeurt. Hoe snel en ver zakken jouw benen? En hoe zit dat met je kind?
- doe spelletjes als ‘wie kan het langst drijven op de plaats?’
- geef je kind uitleg waarom hij of zij drijven leert, maak afspraken wat je kind kan doen als het per ongeluk een keer in het water valt of er iets onverwachts gebeurt tijdens het zwemmen (draaien en op de rug gaan liggen)
- maak een verhaal waar jullie samen in spelen (er was eens een jongetje, dat wilde niet onder water verdwijnen……) en oefen alles wat met drijven te maken heeft.