InspiratieCD 9: Conditie of techniek? Maak een keuze!

 In Banen zwemmen is leuk, Beleving, Creatief denken, Opleiding & training, Zwemles, Zwemmen

Vanavond was mijn wekelijkse bijeenkomst met leerlingen van de opleiding Lesgever Zwem-ABC. Iedere week staat een onderwerp op de agenda. Vanavond waren dat de enkelvoudige rugslag en schoolslag. Ik weet van tevoren niet hoe zo’n bijeenkomst zal verlopen. Het hangt af van de vragen van leerlingen en de associaties die ze hebben met het onderwerp.

Zo kwam vanavond de vraag of ik ook tips had voor kinderen die zwommen in het laatste niveau voor het A-diploma. Wat een deelnemer opviel is dat de kinderen de techniek al redelijk goed beheersten, maar dat in het laatste niveau helemaal niet lieten zien. Daar zwommen ze (weer) schaarslagen, dreven ze niet uit, hadden ze weinig stuwing enzovoorts. Ik ga hier de bijeenkomst niet overdoen, maar vind het wel leuk om een aantal dingen hierover op te schrijven.

Van kort naar lang

Kinderen die doorstromen naar het laatste niveau voor het A-diploma beheersten de enkelvoudige rugslag en schoolslag meestal al redelijk goed. Dat betekent dat de grote doelstelling in het laatste niveau is om die techniek over langere afstand te kunnen volhouden. Het advies is om dat op te bouwen ‘van kort naar lang’. Dat kun je bijvoorbeeld regelen door:

  • Een aantal pionnen langs te kant te zetten, bijvoorbeeld in verschillende kleuren, en kinderen dat uit te nodigen om schoolslag te zwemmen naar pion(kleur). Kun jij al naar de groene pion? Kun je ook verder naar de oranje pion? Naar welke kleur kun jij al schoolslag zwemmen?
  • Je kunt kinderen leren dat ze, wanneer ze merken dat ze bijna niet meer vooruitkomen met de schoolslag, zelf mogen beslissen om op de rug te draaien en verder te gaan met de enkelvoudige rugslag. Wanneer je ziet dat ze dat heel snel doen, stimuleer je ze om het langer vol te houden.
  • Je kunt werken met een zandloper of ‘wekker’ van 5 minuten en vraagt de kinderen om in die 5 minuten zoveel mogelijk meters te zwemmen. Ze mogen zelf weten of ze schoolslag of enkelvoudige rugslag kiezen. Of eventueel afwisselen.
  • Differentieer! Voorkom dat nieuwe kinderen in de groep ‘gewoon’ mee moeten gaan met de kinderen die er al langer in zitten. Dat gaat niet, dan worden ze overvraagd.

Focus meegeven

Ik zie vaak dat kinderen de opdracht krijgen ‘jullie gaan vier banen zwemmen’! Zo’n opdracht is heel algemeen en eigenlijk heel saai. De kans is groot dat de aandacht van de kinderen overal en nergens naar toe gaat. Sommige kinderen dromen weg tijdens het zwemmen. Anderen kijken om zich heen en laten zich inspireren door wat ze allemaal zien. Dit ‘niet betrokken zijn’ kun je voorkomen door kinderen een focus mee te geven. De vraag ‘hoeveel banen kun je zwemmen’ geeft al focus. Maar je kunt ook een techniekaspect meegeven:

  • Probeer als een raketje door het water te schieten
  • Duw het water weg met je voeten
  • Kijk naar de pion, de foto, de kerstboom, de ? (dat wat jij aan het eind van de baan hebt neergezet)
  • Ik ga kijken hoe mooi jullie je lang kunnen maken!

Calculeer slordigheid in

Als het gaat om conditietraining (volhouden), weet je dat kinderen moe gaan worden. En als je moe wordt, ga je slordiger zwemmen. De techniek gaat achteruit en ook de kracht waarmee tegen het water kan worden geduwd is minder groot. Ik zie in de praktijk dat heel veel lesgevers daar ‘van balen’. Met als reactie dat ze aanwijzingen gaan geven: lang maken, maak je lang, benen sluiten etc.

Veel van die aanwijzingen zijn eigenlijk heel irritant. Want heel vaak kúnnen de kinderen die uitvoering niet goed doen. Want ze zijn moe! Eigenlijk zitten wij ze op de nek. Ze willen het misschien wel proberen, maar het lukt even niet (meer). En dat is heel erg logisch. Wees je daarom bewust van het doel van je opdracht. Steeds langer volhouden? Prima, maar weet dat er dan slordiger wordt gezwommen. Wil je dit graag voorkomen? Geef dan vooraf een focuspunt mee (zie hiervoor). Maar corrigeer niet de hele tijd. Dat is erg demotiverend.

Leef je in, het is soms wel hééééél erg saai

Steeds weer dezelfde banen zwemmen, dat is echt heel erg saai. Het is dan ook wel logisch dat kinderen niet netjes zwemmen en gewoon een beetje ‘dobberen’. Meer focus kan al helpen, maar meer uitdaging werkt ook heel goed. Combineer het zwemmen met anderen vaardigheden of opdrachten die óók bijdragen aan conditieopbouw. (en maak je even niet te druk over de techniek, die kun je weer centraal stellen bij een andere opdracht).

  • Laat kinderen de slagen tellen en nodig ze uit om meer of minder slagen te zwemmen. Geef bijvoorbeeld de opdracht: ‘je moet iedere baan 3 slagen meer zwemmen’. (of het lukt, maakt niet uit. Het gaat erom dat ze doorzwemmen en betrokken zijn door het tellen).
  • Geef kinderen een bal en laat ze tijdens de schoolslag iedere keer de bal aantikken met twee handen. Dit geeft focus, maar het is ook een (impliciete) techniekaanwijzing (vervangt lang maken).
  • Laat kinderen tussen twee pionnen die langs te kant staan een andere slag zwemmen, of onder water zwemmen, of sneller zwemmen.
  • Leg een zeil in het water in de baan waar de kinderen zwemmen. Nodig ze uit om door het gat te zwemmen, eromheen of onderdoor.
  • Hang of zet een stuurkaart langs de route. En laat kinderen de vaardigheid uitvoeren die op de kaart staat.
  • Varieer in de richting waar de kinderen gaan zwemmen. Zwem ook eens in de breedte, in diagonalen of kris kras door elkaar, op zoek naar gekleurde pionnen die ze aan mogen tikken.
  • Laat ze zwemmen op muziek. Doe de stoelendans. Vervang de stoel door een ander materiaal of punt in het zwembad.

Behandel techniek apart

Maak je je zorgen over de techniek? Kies er dan voor om in de les ook een blokje techniek op te nemen. Op dat moment trek je ze even weer bij de les en heb jij als lesgever een ander doel. Zorg dan wel voor overzicht en een iets strakkere organisatie. Want slordig zwemmen kan ook komen door een onrustige omgeving. Bijvoorbeeld als alle kinderen door elkaar zwemmen. Of als er een opstopping is voor de kant en kinderen dan gaan botsen. Dit levert veel onrust op bij de kinderen. Hun ligging is ook onrustig, ze kijken om zich, draaien veel om de lengte-as en soms om de breedte-as. Dat levert veel weerstand en asymmetrische bewegingen op.

Vertrouw er op dat veel doen, op een speelse, gevarieerde manier, leidt tot ontwikkeling. Varieer de omgeving en er wordt geleerd. Ik gaf vanavond aan mijn leerlingen het voorbeeld van skiën. Iemand die vaker gaat skiën, zal zichzelf uitdagen. Hij wil sneller naar beneden. Een moeilijker piste opzoeken en zelf uitvogelen hoe hij sneller kan. De kinderen in onze zwemles kunnen dit ook. Wij hoeven ze alleen maar op gang te helpen.

Wat vind jij van deze ideeën? Heb je er nog andere aan toe te voegen? Of vragen?

LAAT EEN REACTIE ACHTER

0