In Drijven, Inspiratie, Leren, Zwemmen

Drijven leren is voor veel kinderen lastig. ‘Ze’ blijven niet liggen. Ze durven niet. Ze gaan direct weer staan. Ze doen het alleen als je helpt. Ik vind het iedere keer weer bijzonder om te horen dat kinderen lang in het eerste niveau blijven hangen omdat drijven niet lukt. Tijdens mijn zwemlesobservaties ben ik de afgelopen jaren, samen met allemaal lesgevers, gaan kijken waar dat aan zou kunnen liggen.

Ik zag dat veel lesgevers (te) vroeg beginnen met leren drijven. Soms gebeurt dit al in de 3e of 4e les (of nog eerder), terwijl kinderen nog niet onder water durven te gaan. Ze weten ook nog niet hoe ze van een horizontale ligging weer tot staan moeten komen. En gaan dus de uitdaging van het drijven nog niet aan. Ik zag ook dat (watervrije) kinderen wel wilden, maar dat het gewoon niet lukte. Er zijn ook veel onzekere kinderen, die heel voorzichtig hun best doen, maar gewoon niet weten wat ze moeten doen als hun benen naar beneden zakken.

Het zakken van de benen (draaien om de breedte-as) ontstaat door de koppeling tussen de krachten in het volumemiddelpunt en massamiddelpunt. Hoe verder deze punten van elkaar liggen, hoe meer er wordt gedraaid. (Kijk voor een korte update van de theorie over biomechanica deze animatie.) Veel kinderen reageren op het kantelen door snel te gaan staan. Ik stel me zo voor dat ze het niet vertrouwen: het water doet ‘het’ zomaar met je. Je moet echt vaardigheden hebben geleerd om het draaien tegen te gaan.

In de lessen leren we kinderen trucs waardoor het makkelijker gaat:

  • Inademen voordat je gaat liggen (de punten komen meestal iets dichter bij elkaar)
  • Leren drijven combineren met een afzet van de kant of de bodem (als een kikker, als een dolfijn) (uitdrijven). Door de voorwaartse snelheid zal het horizontaal liggen in het water gemakkelijker gaan. Er is sprake van een liftwerking door het water.

Er is nóg een manier om voorwaartse snelheid te stimuleren. Namelijk door zelf te stuwen en op die manier vooruit te komen in het water. De manier waarop is niet van belang. Veel kinderen zullen dit doen door een crawl-achtige beenbeweging te maken en dit te ondersteunen met de handen. Ik zag dat experimenterende kinderen dit zelf al gingen doen tijdens leren drijven. Heel slim!

Aanpassing in de volgorde?

Deze observaties en inzichten hebben ervoor gezorgd dat ik een ander advies geef aan lesgevers dan 10 jaar geleden. Toen was ik er nog van overtuigd dat je kinderen eerst het (statische) drijven leert en daarna verder gaat met horizontaal voortbewegen. Nu zeg ik: doe het maar andersom:

  • Leer kinderen eerst horizontaal voortbewegen op hun eigen manier
  • Stimuleer de stuwing, zorg voor snelheid en het kunnen overbruggen van ongeveer 5 meter
  • Daag de kinderen daarna uit om tijdens het stuwen ‘even’ stil te gaan liggen. Dit kun je doen door te zeggen: ‘als ik in mijn handen klapt, ga je even ‘slapen’’ of ‘hoeveel tellen kun je (bij de pion) stil blijven liggen?’

Ik heb gemerkt dat het stilliggen voor de kinderen op deze manier veel vanzelfsprekender wordt. Ze staan er niet zo bij stil, het gebeurt speels, bijna onbewust. Dit kan ook, want het kind heeft geleerd wat het kan doen om het zakken van de benen tegen te gaan: trappelen met de benen! Dit zorgt voor veel meer zelfvertrouwen. Steeds langer stilliggen is dan een uitdaging. En wordt het zakken een last? Dan trappel je toch gewoon even met je benen? Dan lig je weer horizontaal en gaat het drijven weer een stuk beter!

Wil je meer weten over deze verandering in de methodiek? En hoe je dat in de praktijk toepast? In het webinar ‘Leren drijven 3.0’ ga ik hierop in. Aanmelden kan hier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LAAT EEN REACTIE ACHTER