Week van de schoolslag 2: het ideaalplaatje

 In Inspiratie, Leren, Schoolslag, Zwemles, Zwemmen

Ik maak het geregeld mee dat kinderen in het laatste niveau voor A, nog ‘even moeten dooroefenen’ om mee te mogen doen aan het diplomazwemmen. Ik verbaas me daar soms over. Ik zie de kinderen zwemmen en denk: ‘ik vind dat ze het al heel goed doen, wat moet er nog beter?’ Volgens mij is dit in veel teams dé discussie: hoe goed moet een zwemslag worden uitgevoerd, voordat het kind door mag naar het volgende niveau? En wanneer is kind klaar om ‘af te zwemmen’? In deze tweede aflevering van de ‘week van de schoolslag’ zet ik ‘ons’ ideaalplaatje centraal.

Uitdrijven

Gisteren schreef ik al dat we willen dat kinderen ‘netjes’ zwemmen. We stellen eisen aan de stand van de voeten, aan de grootte van de armbeweging, aan het aantal tellen dat kinderen (of volwassenen) moeten uitdrijven. Sommige lesgevers vinden dat kinderen 2 tellen moeten uitdrijven. Doen ze dat niet, dan is het niet goed. Dit verbaast me. Want als je niet zo veel stuwing hebt, dan is 2 tellen uitdrijven heel erg lang. Je ligt dan bijna stil. Het is logisch dat kinderen dan eerder weer beginnen met bewegen.

Twee- of drietakt?

Een groot discussiepunt dat ik tegenkom is de beenslag. Moeten de hakken worden geplakt? Of juist niet? Kiezen we voor de twee- of de drietakt of iets er tussenin? Ik heb daar eerder ook al over geschreven en webinars over gegeven. Ik kies voor de tweetakt.

Wat is de meeste efficiënte manier om de beenbeweging te maken? Soms zeg ik een beetje spottend: ‘kijk naar de zwemmers in de Olympische finale van de schoolslag, plakken zij hun hakken?’ Nee, dat doen ze niet, want het zwemmen van de tweetakt beenbeweging levert meer stuwing op. Waarom omarmen we de tweetakt dan niet met z’n allen?

Tweeeneenhalf

Ik zie in de praktijk dat de meesten van ons niet de drietakt, maar een soort tussenvorm kiezen: benen laten vallen, hakken tegen elkaar, benen spreiden en sluiten. Ik noem dat de tweeeneenhalftakt. Het laten vallen van de tweetakt overgenomen, het hakken plakken van de drietakt. De beweging is op deze manier goed in stukjes te knippen en duidelijk uit te leggen. We hebben als lesgevers meer controle. Met de tweetakt is dat een stuk lastiger.

Voetenstand

We hameren ook enorm op de voetenstand. Ik heb daar wel moeite mee. Want wat is de goede voetenstand? Volgens mij zijn de voeten stuwvlakken en daarmee duw je tegen het water om je af te zetten en stuwing te krijgen. Goede voeten zijn in mijn ogen voeten die actief duwen. Als tijdens de beweging nog weinig spierspanning in de voeten zit, duwen ze niet. Dat vind ik dan geen goede voeten. Maar als ik zie dat er spanning zit en wordt geduwd, dan is het voor mij goed. Het kan natuurlijk altijd beter en daar zal ik als lesgever ook tips en uitdagingen voor geven. Maar als het kind goed vooruitkomt, dan is de voetenstand voor mij geen heet hangijzer.

Nieuwerwetse kijk

Voor het laatste examenreglement (2018) van de Nationale Raad Zwemveiligheid is de normering van de schoolslag opnieuw beschreven. Kinderen moeten zich tijdens de schoolslag vertrouwd in het water voelen, een horizontale ligging hebben. Er moet sprake zijn van een ritmisch en symmetrisch bewegingsverloop, een ontspannen ademhaling en een redelijk voorstuwingsrendement. En er is een kort uitdrijfmoment waarbij armen en benen gestrekt zijn.

Deze normering heeft de rekening gehouden met de ontwikkeling van impliciet leren. Het kinderen de gelegenheid om in de zwemles hun eigen ideale plaatje te ontdekken. Voor sommige jonge kinderen is een perfecte voetenstand (als die er al is) nog onmogelijk te maken. Maar dat betekent niet dat er geen goede schoolslag kan worden gezwommen. Er zijn kinderen die wel een ritmisch bewegingsverloop hebben, maar de armslag is vrij klein. Als dat samengaat met een beenslag die zorgt voor stuwing, is dat volgens mij niet zo’n probleem.

Belang van techniek

Sommige mensen denken dat ik de techniek niet zo belangrijk vind. Dat is een snelle conclusie. Ik vind het wel heel belangrijk. Ik wil alle kinderen de tips en trucs leren die ze kunnen gebruiken om beter vooruit te komen in het water. Met de schoolslag. Alleen leg ik de lat voor het toetsen niet torenhoog. Ik geloof dat kinderen de schoolslag steeds beter kunnen leren zwemmen. Ze worden ouder, groter, sterker en krijgen meer motorische ervaring. Dat alleen al zorgt ervoor dat ze de beweging steeds meer richting ons ideaalplaatje kunnen maken. Als wij zorgen voor genoeg variatie in het leren, dan stimuleren we dat proces.

Externe focus

Als we tijdens het leerproces de focus leggen op het vooruitkomen, dan krijgt het oefenen voor de kinderen betekenis. We zijn gewend om de techniek heel precies uit te leggen. Dat zouden we minder mogen doen. Laten we veel voorbeelden geven. Waarbij we ‘netjes’ zwemmen en zelf goed vooruitkomen. Nodig de kinderen uit om dat ook te doen. Kijk goed hoe ze het doen. Wat gaat al goed? Wat moet er beter worden? Wat is dan het effect? Meer stuwing? Minder weerstand? Verpak het effect van het beter schoolslag zwemmen in de opdrachten en tips die je geeft. ‘Kijk naar de pion die op de kant staat, dan ga je nog beter vooruit’. ‘Hoe ver kun je komen met 3 schoolslagen?’ ‘Kun je ook nog verder komen?’ ‘Wat kun je doen om nóg verder te komen?’ ‘Doe maar net alsof je als een raket door het water schiet’. Ik denk dat we allemaal ook onze standaardtips en uitleg voor een deel eerst zullen blijven geven. Maar als we het gaan mixen met de nieuwerwetse ideeën, dan maken we het voor veel kinderen leuker en gemakkelijker. Met een beter resultaat als gevolg.

Ik ben benieuwd hoe jij naar de uitvoering van de schoolslag kijkt. Ben jij streng? Vind je dat ik er veel te makkelijk over denk? Welke techniekdiscussies heb jij met collega’s?

LAAT EEN REACTIE ACHTER

0