Week van de schoolslag 3: het schoolslag stappenplan
Onlangs was ik in een zwembad om een leerling van mij te beoordelen. Het zwembad had net de niveau-indeling aangepast. De watergewenning was écht watergewenning geworden. In het tweede niveau werd de enkelvoudige rugslag geïntroduceerd. Ook de beenslag van de schoolslag kwam daar aan bod. In het derde niveau werd de totale zwemslag aangeleerd. Er is een gekozen voor een duidelijke volgorde in aanleren, een stappenplan dat ik zelf ook zou kiezen.
De basis
Want voordat je aan de slag gaat met het aanleren van de schoolslag is het handig om de enkelvoudige rugslag (ERS) al aan te leren. Als de ERS is geautomatiseerd, is de basis voor het watertrappen en de beenslag van de schoolslag gelegd. Wanneer een vaardigheid is geautomatiseerd (fase 3 van het motorisch leerproces, lees hier meer), kan hij worden gebruikt om een andere vaardigheid met meer succes aan te leren. Met andere woorden: kinderen leren de schoolslag met meer gemak als ze de ERS hebben geleerd. En ook watertrappen is een logisch vervolg op de ERS.
Start van de schoolslag
De grote vraag is: wanneer kun je beginnen met de schoolslag? En hoe pak je dat aan? Hoe goed moet de ERS zijn? Ik denk dat de ERS behoorlijk goed moet zijn. En met goed bedoel ik: een beenslag die (bij voorkeur) symmetrisch is, onder water wordt uitgevoerd, met een (kort) uitdrijfmoment en vooral veel stuwing. Zoals ik gister ook al zei: de voetenstand is voor mij geen breekpunt, er is nog genoeg tijd om de ERS te verfijnen richting het A-diploma.
Variatie
Een belangrijk kenmerk van impliciet leren is variatie. Door veel variatie leer je beter. Er komen dan als het ware meer verbindingen in de hersenen tot stand. De beweging wordt ‘steviger’. Als we dat gegeven gaan toepassen op de ERS, dan kun je zeggen dat watertrappen en de schoolslag beenslag een variatie op de ERS is. Het is de toepassing van ERS in een andere situatie: rechtop en ‘omgedraaid’. Motorisch gezien ga je dan verder leren in fase 1 van het motorisch leerproces: ervaren en experimenteren.
Oefenvoorbeelden
Tegenwoordig adviseer ik daarom om na de ERS te gaan experimenteren met het watertrappen en de beenslag van de schoolslag. Dit kun je heel speels doen door kinderen van pion naar pion te laten zwemmen (kleine stukjes). De opdracht die je meegeeft is dat de kinderen ook ‘rondjes’ met de benen op de buik mogen proberen. Geef dan combinatie-opdrachten. Een paar slagen op de rug, draai om bij de pion en zwem op je buik verder. Of ga als een dirigent voor de groep staan en laat ze op de rug van je afzwemmen. Dan op de plaats (rechtop) even rondkijken (watertrappen), dan terugzwemmen op de buik (enzovoort).
Handen vrij
Je kunt de ERS ook (eerst) simpeler toepassen door kinderen uit te dagen of ze ook met ‘rondjes met de benen’ door een hoepeltje kunnen zwemmen. Heel vaak zie je dat kinderen dat heel goed oppakken. Het is een speelse oefening, ze mogen dat wat ze al hebben geleerd toepassen. En de kans dat het relatief snel lukt is groot. En succes motiveert.
Het is belangrijk dat je niet te streng naar de uitvoering kijkt. Want je bent met zulke oefeningen bezig in fase 1 van het motorisch leerproces. En dan gaat het om het leren van globale vaardigheden. De verfijning komt daarna.
Het is ook belangrijk dat je de handen van de kinderen vrij laat. Als je kijkt naar kinderen die onder water door de hoepel zwemmen met schoolslag benen, dan zie je dat ze bijna ‘als vanzelf’ de armen erbij gaan gebruiken. Dat zie je ook bij het hiervoor beschreven ‘pionspelletje’. Je geeft de kinderen dan de gelegenheid om, zonder erbij na te denken, de timing van de armslag van de schoolslag te ontdekken.
Wanneer je ziet dat beenslag ook (globaal) op de buik wordt uitgevoerd, kun je de schoolslag beenslag nog even toetsen door kinderen een paar meter met het gezicht in het water te laten zwemmen (hoe ver kun jij zwemmen door rondjes met je benen te maken?). Overbruggen ze een meter of vijf? Dan kun je beginnen met de schoolslagcombinatie.
Totaalslag
Ik ben voorstander van de totaalslag. Ik denk dat kinderen in totalen denken en leren en daarom de totale schoolslag in één keer kunnen leren. Natuurlijk zijn de experimenteervormen die ik hiervoor helpend, vooral als je ze ziet als speels. Ze dragen eraan bij dat de combinatieslag veel sneller kan worden geleerd.
Ik weet dat heel veel lesgevers in de praktijk eerst nog een tijd de schoolslagbeenslag apart oefenen. Met blokjes in de hand, met een plankje of een flexibeam. Ik denk dat dat eerder remmend dan positief werkt voor het leerproces. Ik heb vaak genoeg gezien dat kinderen een prachtige beenslag zwommen, maar als ze de armen erbij mochten doen, volledig de kluts kwijt waren.
Een verklaring kan zijn dat de kinderen, als ze de armen erbij mogen doen, heel erg moeten nadenken hoe dat precies moet. Wij stimuleren dat nadenken ook vaak, door de uitleg die we geven. Juist dit nadenken (dat hoort bij expliciet leren) belemmert het leren. Het is beter om eerst te kijken wat we impliciet kunnen bereiken (door het (gerichte) experiment).
Wanneer je kinderen de ERS goed hebt geleerd en ze hebben geëxperimenteerd met de beenslag op de buik, dan kun je ze vragen de totale schoolslag uit te proberen. Veel kinderen pikken dit op. Dit gaat eerst helemaal nog niet goed, maar dat is logisch! Geef ze de tijd om gevarieerd te experimenteren. (De kinderen die eventueel moeite hebben en houden, kun je altijd nog alleen de benen laten zwemmen.)
Gevarieerd experimenteren
Als ik de stappen van het aanleren van de schoolslag zo beschrijf, dan realiseer ik me dat het allemaal heel simpel klinkt en lijkt. En eigenlijk kom ik steeds meer tot de conclusie dat het ook simpel is of kan zijn. Door kinderen te helpen met experimenteren ontdekken ze de zwemslag. Als je ze daarna een verbetertip geef in de vorm van een uitdaging, dan pakken ze dat heel goed op. We moeten ze vooral wél de ruimte geven.
Dat zijn wij als lesgevers niet echt gewend. We leggen graag veel uit, je denkt misschien ook wel dat uitleggen als lesgever een must is. Ik denk zelf dat de ideale lesgever niet te veel uitlegt. Zeker niet in het begin. De ideale lesgever laat kinderen grote en kleine slagen zwemmen. Nodigt uit om net zo snel te zwemmen als Max Verstappen doet met zijn racewagen. Nodigt uit om zo langzaam als een slak en zo mooi als een fotomodel te zwemmen. Of als een dolfijn, onder water. Wanneer we meer variatie durven aan te bieden, ontstaat de schoolslag als vanzelf. Eerst in de globale uitvoering. Daarna kun je dan aanwijzingen en tips meegeven.
Daarover morgen meer. Ik ben benieuwd wat je vindt van mijn stappenplan. Wat heb jij nodig om hiermee aan de slag te gaan? Of doe je het al? Ik ben benieuwd naar je ervaringen!