Het was een pittige voetbalochtend. Een wonder dat er geen klappen zijn gevallen. 22 jongens van 16-17 jaar, een paar trainers, twee grensrechters (vanuit ieder team een vader) en een scheidsrechter. De teams redelijk aan elkaar gewaagd, het ene ietsje sterker dan de andere. Ik schuif aan bij de andere toeschouwers na de rust, stand 0-0.
Adrenaline
Normaal ben ik redelijk relaxed aan de lijn, maar vandaag voel ook ik mijn adrenalinegehalte langzaam stijgen. Ik word vooral getriggerd door de assistent-trainer van de tegenstander. Hij kauwt alles voor: ‘Naar links! Naar Johan! Blijf voor de bal!. Neeee, nu naar voren. D’r bovenop’. Naast de woorden merk ik dat het vooral de toon is die me irriteert. Ongegeneerd fanatisme, geen ruimte geven om zelf te denken, het zelf allemaal heel goed weten. Ik weet dat die factoren zich in mijn allergiezone bevinden. Zo ook vandaag.
Het gedrag wordt weerspiegeld in het veld. De ‘tegenstander’ is gezond fanatiek, net iets fanatieker dan ‘wij’. Het spelgedrag speelt zich wel af op het randje van het toelaatbare. Dat roept frustratie op. Op het veld, maar ook tussen de trainers wordt over en weer gemopperd. Er wordt steeds vaker op elkaar gereageerd. De scheids wordt erbij betrokken: ‘Dat kan toch niet! (tegenspeler komt hard in, met twee benen)’, ‘Kijk nou! (speler wordt bruut omver geduwd)’. Er wordt getracht de spelers rustig te houden: ‘niet zeuren’ als wordt gereageerd op de plaats van de assistent-trainer (hij staat bijna in het veld en dan bots je er soms bijna tegen aan als speler), ‘doorspelen en ‘ga er ervoor’!
Kookpunt
En dan gebeurt het. ‘Wij’ maken een goal. De scheids wijst hem toe, de spelers lopen terug naar de eigen helft. Maar dan gaat (of blijkt?) de vlag van de grensrechter omhoog: buitenspel! De scheidsrechter gaat in overleg en keurt de goal af. De verontwaardiging is groot. Er wordt gescholden, met armen gezwaaid. Het kookpunt is bijna bereikt. De assistent-trainer (ik schat hem 17-18 jaar) gedraagt zicht ronduit onbeschoft naar onze trainer. ‘Hou je toch stil man! Jouw spelers mochten toch niks zeggen? Hou jij dan ook je mond’. Pfff, zelfs ik voel de neiging om te reageren. Snotjoch.
En de scheidsrechter? Die doet niet veel, hij laat het gebeuren. Zijn fluitsignalen zijn niet kordaat, dat geldt ook voor zijn houding. En wanneer dan een tegenspeler echt een grove overtreding maakt, gaat het mis. Onze trainer gaat in de fout, bemoeit zich er mee. Zijn gedrag klopt (inderdaad) niet en de poppen zijn aan het dansen. De tegenstander in rep en roer: ‘Stuur hem weg! Dit kan toch niet! Wij melden dit bij de KNVB!’. In het veld hoor ik spelers met elkaar in gesprek ‘Ja, dat van onze trainer hoort niet, maar wat jullie doen kan ook niet’. Knap.
Afstand
Wij toeschouwers staan erbij en kijken ernaar. Gelukkig houden we ons stil. Respect, coachend leiderschap, positief coachen, de Roos van Leary, autonomie en intrinsieke motivatie, het schiet allemaal door mijn hoofd. Deze wedstrijd schreeuwt om reflectie. De gemoederen bedaren, uiteindelijk wordt de strijd hervat en uitgespeeld. De assistent-trainer is verdacht stil, wordt een paar keer bij de lijn weggepraat door de andere trainer. Het blijft 0-0.