Als je kijkt naar het ‘moderne zwemonderwijs’, dan hoort daar bij dat kinderen in groepjes werken. Omdat goed te kunnen organiseren gebruik je stuurkaarten, zandlopers, dobbelstenen, puzzels, blokjes en allerlei andere materialen om kinderen zelfstandig aan de slag te laten gaan. Ik ben daar voorstander van. Ik merk tijdens trainingen dat lesgevers denken dat werken in groepjes daarom het enige goede is en dat klassikaal lesgeven eigenlijk niet meer mag. Ik haast mij dan om te zeggen dat ik dat helemaal niet vind! We moeten zeker niet doorslaan. Ik denk dat we de juiste organisatievormen moeten kiezen bij de doelen die we willen bereiken. En dus kies je op sommige momenten juist wel voor klassikaal werken. Voor de verandering draai ik het daarom een keer om. En beschrijf 5 redenen om wél én niet te kiezen voor de klassikale organisatie.
Wel
- Een belangrijk kenmerk van klassikaal werken is dat kinderen allemaal dezelfde opdracht krijgen en daarmee aan de slag gaan. Dat is heel handig als alle kinderen ongeveer op hetzelfde niveau zitten (heterogene groep) en bezig zijn met het leren van hetzelfde onderdeel. Klassikaal is dan handig. Een voorbeeld kan voor iedereen worden gegeven. Dat geldt ook voor tips en aandachtspunten. Het zorgt voor duidelijkheid en focus bij de kinderen.
- Als alle kinderen met hetzelfde bezig zijn, kunnen ze van elkaar leren. Als ze een beetje vrijheid krijgen, kunnen ze naar elkaar kijken en eventueel samen oefenen. Er ontstaat een soort saamhorigheid.
- Klassikaal lesgeven geeft focus aan de kinderen, maar ook aan de lesgever. Je geeft de kinderen een aandachtspunt mee in de opdracht, en ze gaan daar mee aan de slag. Als lesgever ga je dan kijken of ze dát (aandachtspunt) goed uitvoeren. Je hoeft dan niet overal op te letten en dat geeft rust. Voordeel is dat je dan ook heel gemakkelijk het positieve kunt zien. Als het goed gaat geef je complimenten en een nieuwe uitdaging. Als het nog niet gaat geef je een aanmoediging of herhaal je het aandachtspunt. Je beweegt dus van klassikaal naar individueel (differentiëren).
- Klassikaal werken geeft overzicht voor de lesgever en controle. Je kunt het strak organiseren. Je weet wat kinderen doen. De les is voorspelbaar. Vooral voor beginnende lesgevers is dit heel prettig.
- Door het overzicht en de controle is klassikaal werken soms veiliger.
Niet
- Klassikaal werken is soms veiliger, maar een nadeel is vaak dat kinderen dan op elkaar moeten wachten. Te veel controle door de lesgever gaat vaak gepaard met rijtjes, te weinig arbeid en vervelende kinderen die tijdens het wachten gaan ‘klieren’. Echte spannende en nog niet zo veilige situaties hebben meer baat bij een klein groepje kinderen. Daarom is het beter om dan met groepjes te werken.
- Een klassikale opdracht die heel gesloten is, zorgt ervoor dat sommige kinderen iets doen dat ze al lang kunnen. Ze worden te weinig uitgedaagd, gaan zich vervelen en/of gaan hun eigen gang. Als je dit weet, is het beter om voor een vrijere organisatie te kiezen, met keuzemogelijkheden.
- Een gesloten klassikale opdracht betekent soms ook dat kinderen worden overvraagd. Ze moeten iets doen dat ze nog niet kunnen of durven. Gevolg is dat ze het niet leuk vinden, in protest gaan en niet meer mee willen doen of gaan huilen (of nog erger). Dus ervaar je veel ‘lastig gedrag’ in je groep, kijk dan eens of je de organisatievorm kunt aanpassen en zo ruimte creëert voor individuele niveaus.
- Klassikaal werken betekent meestal dat de lesgever (bewust of onbewust) bepaalde verwachtingen heeft over de uitvoering van de opdracht. Kinderen voelen die verwachting vaak heel goed aan. Er kan dan veel druk ontstaan. En dat levert een gevoel van ‘moeten’ op en leidt vaak tot ‘negativiteit’. Vooral als kinderen niet aan de verwachtingen kunnen voldoen, zal de lesgever sneller teleurgesteld zijn. En de neiging hebben om vooral te focussen op wat er niet goed gaat. Dit kan (prestatie)druk verder verhogen.
- Klassikale organisatie biedt meestal heel weinig ruimte voor autonomie. Kinderen mogen niet te veel afwijken van de opdracht, want dat is niet de bedoeling. We weten dat autonomie, een gevoel van ‘ik kan het zelf, ik wil zelf ook meedenken’ bijdraagt aan intrinsieke motivatie en plezier. Ieder kind zou eigenlijk de kans moeten krijgen om te ontdekken wat ze zelf leuk vinden. Dat gaat beter als er zelfstandig wordt gewerkt in groepjes.
Een goede lesgever is zich bewust van de positieve en negatieve kanten van de verschillende werk- en organisatievormen. Hij weet ook wat zijn eigen (lesgeef)voorkeur is, maar is in staat ook organisatievormen te kiezen die niet bij z’n voorkeur passen. Hij zorgt daarom bij voorkeur voor een goede balans in de les. Dus klassikale organisatie afwisselen met zelfstandig werken in groepjes. Of de voordelen van klassikaal werken toepassen in het werken in groepjes.
Hoe gebruik jij klassikale organisatie en werken in groepjes in je lessen?
werken in groepjes werkt uitdagend voor de kinderen maar ook voor mij als lesgever, veel beweging rendement, succeservaring en aanleren tegelijk , de kinderen kiezen hun eigen fase van motorisch leerproces zonder daar erg in te hebben . ontwikkelt autonomie voor de kinderen en veel plezier en voldoening voor de lesgever 😉
Helemaal mee eens! En je kunt, als het allemaal ‘loopt’ ook nog gemakkelijker observeren.
ik start met de hele groep sommige zwemmen al 2 banen sommige een halve baan en er zijn ook leerlingen die als het moeilijk is op hun rug verder gaan. daarna komen de stuurkaarten en werken we in groepjes van 4 l.l met 4 verschillende onderdelen. lekker ieder op zijn eigen manier en tempo.
Hoi Carla, mooi! Dat is een soort mix van organisatievormen. Mooie voorbeelden.