InspiratieCD 8: Dilemma’s van een (digitaal) leerlingvolgsysteem
Ik schreef gister over het geven van cijfers en realiseerde me vanmorgen (onder de douche) dat ik daar nog meer over wilde schrijven. Het geven van cijfers gaat om het beoordelen van leerlingen. De verwarring met cijfers is dat ze worden gebruikt om een beoordeling van het resultaat te geven. Terwijl je eigenlijk misschien veel liever een oordeel wilt geven over het verloop van het ontwikkelingsproces van de leerling. Daar heeft de leerling ook meer baat bij, want dat kan de motivatie bevorderen. Een beoordeling kan juist demotiverend kan werken.
Digitaal leerlingvolgsysteem
In de zwemlessen hebben we ook met dit dilemma te maken. Dit komt tot uiting in het leerlingvolgsysteem. Vroeger hielden we de vorderingen van de kinderen bij in mappen met deelnemerslijsten die we invulden of kaarten in een bak waarop de vorderingen werden aangekruist. Tegenwoordig gaat dat digitaal. De grootste verandering is dat de ouders nu mee kunnen kijken. En dat maakt het allemaal niet gemakkelijker.
Je zou kunnen zeggen dat de scores die we bijhouden in het leerlingvolgsysteem eigenlijk zijn bedoeld om een beeld te krijgen van de ontwikkeling van de kinderen in de zwemlessen. We hebben nagedacht over hoe die ontwikkeling ongeveer zou kunnen gaan en dat monitoren we. Aan het eind toetsen we of de kinderen belangrijke vaardigheden voldoende beheersen om zwemveilig te zijn. Dat doen we dan tijdens het diplomazwemmen.
Beoordeling
Maar gebruiken we het leerlingvolgsysteem inderdaad op die manier? Ik denk het niet. Ik denk dat het systeem in de praktijk vaak uitmondt in het tussentijds beoordelen van de resultaten die de kinderen behalen. We scoren vanuit de gedachte ‘zijn ze goed genoeg om door te mogen gaan naar het volgende niveau?’ In plaats van ‘zijn ze goed bezig in hun ontwikkeling en op het juiste spoor op weg naar het A-diploma?’ Het is een subtiel verschil, maar wel heel belangrijk.
Ontwikkeling versus prestatie
Als je vanuit ontwikkeling denkt, dan is het niet nodig om heel streng over de uitvoering te oordelen. Je kunt er dan vanuit gaan dat kinderen nog beter kunnen worden. En dat is dan logisch, want ze zijn nog onderweg naar het A-diploma. Als je kinderen dan vertelt wat ze nog beter kunnen doen, stimuleer je hun intrinsieke motivatie en plezier in het leren.
Als je denkt vanuit prestatie, dan ben je bezig om heel precies te kijken. Wordt de techniek al volgens de afgesproken normen uitgevoerd? Is het kind al goed genoeg? Of kan het nog niet door. In de praktijk betekent dit dat kinderen soms blijven hangen in een niveau omdat ze bijvoorbeeld nog geen goede ‘voetenstanden’ hebben bij de enkelvoudige rugslag of schoolslag. Terwijl ze al wel goed vooruitkomen met een beweging die globaal al de kenmerken van ERS of Schsl heeft. Het kan alleen nog beter.
In de lessen wordt dan gefocust en gehamerd op de techniek, waarbij we er niet aan ontkomen om kinderen het gevoel te geven dat ze eigenlijk niet goed presteren. Ze krijgen als het ware een onvoldoende en mogen daarom nog niet verder. We vergeten vaak om te kijken naar het proces, naar het kind, naar de (on)mogelijkheden die er zijn of naar de tijd die we nog hebben om het kind naar ‘beter’ te begeleiden.
Onenigheid collega’s
Wanneer we vanuit prestatie denken en scoren, levert dit in de praktijk een aantal grote nadelen op. Als eerste kan het stress en strubbelingen opleveren tussen collega’s onderling. De ene collega vindt dat het kind al wel door mag naar het volgende niveau en geeft dus een voldoende. Terwijl de andere collega het nog niet goed genoeg vindt. Meningsverschillen kunnen hoog oplopen. In sommige teams wordt een kind door de ‘nieuwe’ lesgever van het volgende niveau soms letterlijk geweigerd of na een les teruggestuurd naar het vorige niveau.
Je kunt je voorstellen hoe demotiverend dat werkt. Voor de kinderen, want die begrijpen er niks van. Maar ook voor de collega’s onderling. Ik denk dat sommige lesgevers hierdoor, net als de kinderen, onzeker worden en daardoor minder plezier beleven aan het lesgeven. Want als een kind niet goed genoeg wordt bevonden door je collega, kun je als lesgever het gevoel krijgen dat je hebt gefaald.
Onbegrip ouders
En zo komen we dan bij het tweede nadeel van prestatiegericht scoren. Want de ouders begrijpen er ook niet zo veel van. Ze krijgen te horen dat hun kind niet goed genoeg is en dat doet zeer. Als reactie zullen ze hun kind verdedigen (ze benoemen wat er wél goed gaat) óf hun kind aanzetten om beter zijn best te doen. Dat laatste kan leiden tot veel demotivatie bij de kinderen. De druk wordt groter en dat kan gevoelens van onzekerheid, schaamte en faalangst bevorderen. Het is niet bevorderlijk voor het leerproces. En daar hebben we als lesgevers dan weer last van.
Verbetering
Wat kunnen we doen om dit proces te verbeteren? Moeten we het leerlingvolgsysteem afschaffen? Teruggaan naar vroeger en ouders geen inzicht meer geven? Ik denk dat dat niet meer kan. En het hoeft ook niet, want een leerlingvolgsysteem heeft hele positieve kanten. Vooral als je het gebruikt om kinderen te volgen in hun ontwikkeling. Ik denk dat we bewuster met het systeem om kunnen gaan.
Als de ontwikkeling (vordering) van kinderen over langere tijd goed is bijgehouden, weet je als zwembad hoe lang kinderen er ongeveer (gemiddeld) over doen om naar een volgend niveau te gaan. Je kunt deze gemiddelden als uitgangspunt nemen om de doorstroom van kinderen te bespreken. Is het gemiddelde 16 lessen? Kijk dan bij les 16 (of eerder) waarom een kind dat nog niet door mag stromen moet ‘blijven zitten’. Komt dat door het kinder zelf? Bijvoorbeeld omdat het moeite heeft met de verfijning van de motoriek? Of met concentratie? Of motivatie? Komt het door de lesgever? Omdat die moeite heeft met aansluiten op de leerstijl van het kind? Of omdat hij misschien te streng is in de norm die hij of zij voor de technieken hanteert?
Door deze vragen serieus te bekijken, kom je er misschien achter dat het beter is om een kind door te laten stromen. Omdat er wel genoeg stuwing is, hoewel de technische uitvoering nog beter kan. Omdat het kind de vaardigheid wel beheerst, maar het niet op kan of wil brengen om dat de hele tijd netjes te laten zien. Omdat nog langer in het huidige niveau blijven eigenlijk niks oplevert. Omdat het kind de mogelijkheden qua motoriek (nog) niet heeft en baat heeft bij veel variatie of omdat het kind meer uitdaging en positieve stimulans nodig heeft.
Simpel, maar niet echt
Terwijl ik dit blog schrijf, realiseer ik me dat ik veel woorden nodig heb om iets simpels te vertellen. Tegelijkertijd weet ik dat het niet simpel is. Het gaat om efficiënt lesgeven. Helaas komt het heel vaak voor dat kinderen (in mijn ogen) veel te lang in een niveau blijven hangen. En vaak komt dat niet door de kinderen, maar door de lesgevers die te veel focussen op het (technische) resultaat. En dat is zó jammer. Het zorgt voor vertraging in het leerproces, minder plezier bij de kinderen, gemor bij de ouders én uiteindelijk meer druk bij de kinderen. En dan is de (vicieuze) cirkel compleet. Dat moeten we toch kunnen doorbreken.
Ik ben benieuwd naar jullie reacties. Herken je je in mijn verhaal? Ben je het eens? Oneens? Ik hoor het graag.

